Een uitzichtloos bestaan
Een uitzichtloos bestaan, dames en heren, kent u die uitdrukking?
Ooit woonde ik in het armste deel van Drenthe. Vijf jaar lang was dit mijn uitzicht.

Wanneer je naar het plaatje kijkt zou je op het eerste gezicht niet zeggen dat dit een uitzichtloos bestaan is.
Maar kijk nu eens goed en stel je dit plaatje voor op een motregenachtige dinsdagmiddag. Van buiten klinken de geluiden van de piratenzender van Roelof, de werkloze zoon van de buren. Hij is 47 en woont nog steeds op zijn jongenskamertje.
Er rijdt een SRV wagen voorbij.
Kraaien zoeken in de bomen aan de overkant van het kanaal een plekje voor de nacht.
Er zwemt een muskusrat.
Die vijf jaar hebben mij - achteraf - gevormd. Mevrouw Verschuur denkt dat ik er een trauma heb ontwikkeld.
Ik vind van niet.
Ik vind, sindsdien, dat je situatie nog zo hopeloos kan zijn; er is altijd wel een sprankje hoop.
Zelfs wanneer je aan de rand van de afgrond staat, zelfs dan zijn er nog meerdere opties:
Je kunt van het uitzicht genieten.
Je kunt omdraaien en kijken naar dat wat achter je rug ligt.
Waarom schrijf ik dit?
Sinds vanmorgen heb ik Covid.
Mevrouw Verschuur ook, maar dat terzijde.
Ik was het al weer helemaal vergeten, dat gedoe.
Maar het bestaat nog... en hoe!
Gotferdegotfer wat voel ik me beroerd.
Ik heb al mijn speelafspraken moeten afzeggen.
Toch wil ik met een positieve noot eindigen.
Mocht ik dit niet overleven (en daar ziet het dus naar uit) dan zou ik graag niet in een houten kist maar in een grote en kleurige kartonnen doos, met afbeeldingen waarvan genoeg voorbeelden zijn in mijn spellenkamer.